Bron: FAW


Brief dd donderdag 22 november 1787, toegeschreven aan Mevr E.A, Weerts-Wentholt (1740-1820) aan haar man

Verklaring:
  • Patmos: Grieks eiland waar de apostel Johannes vier jaar in ballingschap was.
  • outste jongen (Regel 10-24): handelt over zoon Jan.
  • S--- (regel 59): ??


    
    1	                                    Den 22 november	   
    	                                                    1787	   
    	Also ik veronderstel dat het uw op Patmos 	   
    	aangenaam moet wesen, iets van dese quartieren 	   
    5	te hooren, en dan van goede kennissen so als 	   
    	ik en en anderen. So moet ik uw dese toesenden 	   
    	met nog enig goed, voor een goed vriend van mij 	   
    	bij u wel bekent. Dat mens heeft het nodig. 	   
    	Ik sende hem enige verversing van vlees en dan ook nog 	   
    10	wat tot sijn gerijf. Ook is er een buisje 	   
    	bij dat sijn outste jonge nog heel goed kan dragen. 	   
    	Beter als met een lange rok te sleppen. 	   
    	Sulke lieden moeten nu suinig wesen. Nog een 	   
    	paar mofjes voor deselve jongeluit. Nu ik twijffel niet 	   
    15	of U e[dele] sult dat aan hem senden, also hij digt 	   
    	bij de hand is. Ik hoop hij gebruik sal maken 	   
    	van de vrienden die na haar dood spreeken. Die 	   
    	historie van Engeland is een suberbe stuk. 	   
    	Hij heeft seer nodig sich in de Franse taal nog te 	   
    20	oeffenen en nu geen latijn leering hem sulks belet 	   
    	is hij verpligt de tijt tot dat gebruik te besteden. 	   
    	Set hem daar dog toe aan. Om gods wille ieder 	   
    	dag is er een en so hij niets nuttigs doet so is de dag 	   
    	verlooren. 	   
    25	Ik heb een brief van C[amp]pen gehad, maar nog 	   
    	geen antwoord van St---g 	   
    	Te Benthem Steynfort sal van der Mark een   	   
    	gimnasium oprigten en daar als pr[of]esser	   
    	ageren. Sij sijn allen daar na toe. 	   
    30	Ik ben thans weer redelijk wel en S[waan] ook. Dog	   
    	den kleynen S[ande]r is weer klagende. Ik hoop dat 	   
    	het sware verkoutheid sal wesen. Ik ben blijde 	   
    		   
    	                           blz. 2	   
    		   
    	uwe welstand te vernemen, met uwen gast,	   
    	die genoeg te torssen sal gehad hebben. 	   
    35	Ik heb uw in mijn laatste gekke brief van allen 	   
    	geschreven. Twijffel niet of sal uw aangenaam 	   
    	sijn geweest. Waar het anders, het soude mij 	   
    	van herten leet wesen. 	   
    	Ik heb geen buurman nog niemants gesproken 	   
    40	als alleen den Chargerijn, dierbare H. so also er 	   
    	in de brief staat. Nu die gaat daar uit en in	   
    	en den hospes is bijsonder wel met hem. Dat 	   
    	gaat als een lier, en nu is het ook daar aan 	   
    	huis "Witte Flip", ô so lief. Ik sal u sekerlijk wel 	   
    45	twe[e]maal een ding schrijven, maar dat moet 	   
    	menheer over het hooft sien. Ik worde old en 	   
    	dummelik. Ik kan so niet meer, als voor 30 	   
    	jaaren, [toen] was ik een heel andre meyd als nu. 	   
    	Best is dat ik metter tijt bij eenen van onse nieuwe 	   
    50	heeren ga stolsteeren, om de kost op 't Heylige	   
    	Geest te hebben, want voor keukenmeyd, kinder-	   
    	meyd en so meer voor alles te spelen word mij    
    	te moeyelijk. Tis waar als mijn heerschap eens 	   
    	weer thuis komt, dat ik hoope  dat eerlang sal 	   
    55	gebeuren X , dan sal hij het mij wel belonen. Siet 	   
    	daar twijffele ik niet aan. al staat hij nu in 	   
    	een slegt blaatje bij 't woeste gemeen, ja se 	   
    	seggen dat hij oorzaak is, dat de geweeren van 	   
    	de oranje burgerij sijn meegenomen. Met nog eenen S--- daar 	   
    60		   
    	X) omdat ik hoorde dat diegene die oorsaak sijn van sijn vlugt weggaan 	   
    		   
    	                          blz. 3	   
    		   
    	ik straks so van sprak, so schikkelijk nu 	   
    	was en dat hij de Pruisische overste te Zwol daar- 	   
    	om versogt hadden. En ik ben door een gewesen 	   
    65	burger luit[enant] gewaarschoud, dat ik voor mijn	   
    	heerschap sijn dingen wat moest sorgen. Dat	   
    	sij hem 't huis wilden plunderen dat hij en	   
    	den anderen boven aan de lijst die er van is 	   
    	geset was. Hadde ik dat nu van agteren nog 	   
    70	kunnen denken. Dog het sal wel daarbij blijven 	   
    	hoop ik. Maar met al dat, kan ik in de eerste 	   
    	8 dagen nog niet van huis. Dan was het soo	   
    	beter is het bij mijn heerschap goed te blijven. 	   
    	Nu dit is onder ons, goede vrient om uw dan nu verder te 	   
    75	verhalen. Siet mijn heerschap is goed en verdiend 	   
    	sulke agterklap niet. Ook ben ik verpligt 	   
    	als het te pas komt, hem te verdeffendieren en 	   
    	so dese en gene te seggen, dat hij daar in gans 	   
    	onschuldig is. Want dat weet ik wel dat de 	   
    80	man sig na die tyt nooyt met die dingen gemoeyt 	   
    	heeft. Nu dat eens overgeslagen. Ik weet dat 	   
    	het uw spijten sal so van onsen heerschap te horen	   
    	mompelen. Ik sal in alles so veel ik kan, want  	   
    	mijn heerschap heeft mij sowat de directie overgegeven.	   
    85	[Sal] doen wat ik kan. Met plaisier is mij ook 	   
    	verhaald als dat er niet voor den 8sten maart sal 	   
    	ge[i]lullimineert worden. So je mijn heerschap spreekt 	   
    	segt hem sulks. Ja ik sal hem eens moeten schriven 	   
    	hoe het hier al toegaat. Gisteren is er een strenge 	   
    		   
    	                                 blz .4	   
    90	publicatie afgelesen, waar bij de daader die 	   
    	aangebragt word, de glasen ingesmeten of 	   
    	andersints de mensen te injurieren, aan den lijve	   
    	sullen gestraft word. En die se aanbrengt sal 	   
    	200 g[u]l[den] tot een premie gemeten en,sijn naam ver-	   
    95	swegen worden. Als de glasen nadat de mensen	   
    	se weer sullen hebben laten maken weer ingeslagen	   
    	worden so sullen deselve uit Statskasse 	   
    	weer gemaakt worden. Dus is te hoopen dat 	   
    	er nu eens ruste sal koomen, en de menschen 	   
    100	veylig over straat sullen mogen gaan. Nu sal ik morgen	   
    	de glasen weer laten maken.	   
    	De amten sijn nog niet begeven en de gecommitteerden 	   
    	en den verderen boel sijn 't niet eens so ik hoor. Dog	   
    	op vrouwelui praatjes kan men of moet men geen 	   
    105	agt geven. Hoewel in desen dagen nogal dikwijls	   
    	is bewaarheid 't geen ik van dese of gene buurvrouw 	   
    	hoorde. Dog [toen] was 't altyt die bliksemse gekke vroûluij 	   
    	se maken malkanderen gek. Nu is dit in 't voorbij	   
    	gaan, al weer wat anders. So krijg ik een brief 	   
    110	van een heer uit Zutphen, die versoekt om papier 	   
    	enfin pagtzedullen ontfangst en uitgave over den 	   
    	Zoetendaal aan mijn heerschap. Hoe sal ik	   
    	.e maken ?  Ik sende uw een copie hier nevens 	   
    	[be]st is dat ik de orginele na Campen sende aan 	   
    115	die mevrouw, want denkelijk alle de papieren daar 	   
    	sullen sijn. Maar moeten wij die maar	   
    	eerste requisit oversenden ? So je mijn heerschap	   
    	spreekt segt hem dat hij mij eens een raad   	   
    		   
    	blz 5	   
    		   
    	in sulke saaken, want dat is voor mij al 	   
    120	te hoog, moet geven. 	   
    	Ik moet nu eyndigen groet mijn goeden vrient. 	   
    	Wij allen groeten uw samen ik verwagte ten eersten 	   
    	een brief. Ik moet ook na Zutphen gaan, en ik 	   
    	sie er tegen op. Hier nevens een brief aan de heer 	   
    125	Knuth. Het word eens tijt over D[oort]je te spreeken. 	   
    	so U e[dele] het nog niet hebt gedaan mondelijks.	   
    	Ik laat de brief open wilt na derselven lesinge 	   
    	se toe maken, en se door de hoveniersjonge na  	   
    	hem met het pakje voor Doortje senden ? Daar is wollen 	   
    130	wintergoed in.	   
    	Nu ik was nog al redelijk tranquil. Nu maakt 	   
    	de brief van Wilmers mij weer gemelijk. Die 	   
    	denkt ook dat er nog gout in sit en nu de 	   
    	tuin laag is springt men er het eerste over.	   
    135	ik sal na Zutphen moeten, om dien redenen. 	   
    	Og wat ben ik een armen sukkel nooyt rust.	   
    	O God ondersteunt uw schepsel ik ben 	   
    	die uw goede vrient kent ------- Adieu 	   
    		   
    140	ik heb een brief van A[rnold] gehad ook al weer 	   
    	beantwoord, also hij na tijding verlangde. Doe bijna 	   
    	niet als schrijven.	   
    	Wilt die brief aan uwen goeden vrient communiceeren.	   
    		   
    145	Voor uw gast: sakdoeken in een rolletje 	   
    	Voor uw de andere: 	   
    	een proefje rol, sal uw niet onaangenaam sijn en 	   
    	dat vlees aan plakken gesneden in de koekpan gebakken 	   
    	met wat boter look peper sout, dan in 't laa[t]st een beetjen 	   
    150	water en asijn daarbij. Probatum. Is een goed eten. Malslijk.	 
    
    

    <<< Terug <<<



    home.deds.nl/~hdebie45/Genea